Nederlands (Nederland) English (United Kingdom)

Duurzaamheidsvoorkeuren bij beleggingsproducten: de geschiktheidstoets wordt (nog) ingewikkelder.

Gepubliceerd op: 13-12-2022

Hoe lastig het is om een goed model te bepalen waarmee een client die een beleggingsdienst afneemt, geïnventariseerd kan worden zodat op een juiste manier rekening wordt gehouden met de wettelijke eisen, bleek al uit een onderzoek eerder dit jaar[1] . In dit onderzoek wordt gekeken naar hoe de MiFID-bepalingen inzake beleggersbescherming met betrekking tot de geschiktheid door private banks in de praktijk worden nageleefd. Een van de conclusies was dat de vragen die gesteld worden in het kader van de geschiktheidstoets enorm varieert, van 15 tot 49 vragen. In het onderzoek waren de geschiktheidsvragen ten aan zien van duurzaamheid nog niet meegenomen omdat het onderzoek is uitgevoerd voordat de nieuwe verplichtingen gelden. U zult begrijpen, het lijstje met vragen wordt niet korter door de nieuwe verplichtingen.

 

Wat wijzigt er in de geschiktheidstoets?

De nieuwe gedelegeerde richtlijn (EU 2021/1253) wijzigt de oude MiFID-richtlijn op een aantal punten, waaronder de geschiktheidstoets. Deze richtlijn is per 2 augustus jl. van kracht geworden en houdt in dat voor bestaande cliënten tijdens de reguliere update van de toets de duurzaamheidsvoorkeuren ook moeten worden meegenomen, minimaal één keer per jaar. Voor nieuwe cliënten moet dat uiteraard meteen op het moment dat hij/zij client wordt.

 

Onze ervaring is dat het aanpassen van de geschiktheidstoets op het eerste gezicht makkelijk lijkt, maar de lastigheid hem vooral zit in het beoordelingsmodel erachter. Het inventariseren van de elementen moet met een ‘open vizier’ gebeuren en mag niet sturend zijn naar de producten van de beleggingsonderneming. Als de elementen eenmaal verzameld zijn, dan pas dient de vertaling naar mogelijke producten van de beleggingsonderneming plaats te vinden. Zo geeft ook ESMA aan in haar guidelines[2]:

 

…. de beoordeling van de duurzaamheidsvoorkeuren van cliënten moet voorafgaan aan de presentatie van de financiële producten waartoe een beleggingsonderneming toegang heeft, om te voorkomen dat de uiting van duurzaamheidsvoorkeuren van cliënten wordt beïnvloed.

 

Laten we nog even bij het begin beginnen. De geschiktheidstoets bestond uit 3 elementen:

  • Kennis & ervaring van de client
  • Financiële middelen van de client, inclusief het vermogen om verliezen te dragen
  • Beleggingsdoelstellingen inclusief de risicotolerantie

 

Aan dit laatste element worden, conform de gedelegeerde richtlijn, de duurzaamheidsvoorkeuren toegevoegd. Concreet betekent dit dat een beleggingsonderneming moet inventariseren of een client geïnteresseerd is in:

  1. Een duurzaam product conform de EU Taxonomy; en zo ja, welk minimum percentage van ‘duurzame’ activiteiten conform de EU Taxonomy.
  2. Een duurzaam product conform de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR); en zo ja, welk minimum percentage.
  3. Een product dat rekening houdt met Principle Adverse Impact- indicatoren; en zo ja, welke indicatoren.

 

Afgezien van het feit dat deze categorisering toch weer anders is dan de verschillende producten die binnen de SFDR worden onderscheiden (grijs – art 6, lichtgroen – art 8 en donkergroen – art 9) kunnen bovengenoemde vragen vrij eenvoudig worden toegevoegd aan een bestaande vragenlijst die gebruikt om de geschiktheid te bepalen. Maar vervolgens dient bepaald te worden of de voorkeuren van de client voldoende aansluiten bij de producten van de belegginsonderneming. Bij de ontwikkeling van deze ‘nieuwe’ toets hanteren wij in ieder geval de volgende stappen:

A. Inventarisatie producten[3]

Zorg allereerst voor een up-to-date productenoverzicht waarbij per product duidelijk is welke duurzaamheidsfactoren een rol spelen. De duurzaamheidsfactoren zijn namelijk van belang bij het bepalen of het product past bij de duurzaamheidsvoorkeuren van de client. Hiermee raken we ook aan de product governance regels die wijzigen. Men kan pas een product aanbieden aan een client als de instelling heeft vastgesteld of de doelstellingen van het product passen bij de doelmarkt.

 

 B. Aanpassen vragenlijst:

  1. Inventariseer het belang dat de client hecht aan duurzaamheid. Op die manier hoeft een client zich niet meteen in de technische definities te verdiepen. Een client kan namelijk ook geen duurzaamheidsvoorkeuren hebben.
  2. Inventariseer ook welke duurzaamheidscategorieën de client belangrijk vindt, het milieu, de sociale of governance categorie. Als een client sociale duurzaamheidsfactoren helemaal niet belangrijk vindt dan komen producten die overwegend focussen op die sociale factoren ook minder in aanmerking.
  3. Inventariseer de duurzaamheidsdoelstellingen van de client conform eerdergenoemde indeling:
    1. EU Taxonomy duurzaam,
    2. SFDR duurzaam, of
    3. Principle Adverse impact indicatoren

en overweeg om ook een relatie te leggen met de categorisering die de SFDR aanhoudt (art 6, 8 en 9 producten).

 

C. Vertaling naar de producten

Bepaal aan de hand van de kenmerken van de client welke producten in aanmerking komen. Daarbij spelen uiteraard niet alleen de nieuwe duurzaamheidsvoorkeuren een rol, maar ook de overige drie elementen uit de geschiktheidstoets.

D. Communicatie met de client

Het overbrengen van deze nieuwe verplichtingen inclusief de toch wel verwarrende definities van duurzaamheid binnen de EU Taxonomy en de SFDR is eveneens een grote uitdaging. Een duidelijk protocol voor de adviseur/relatiemanager waarin de client wordt opgeleid om de ESG-factoren te begrijpen en haar voorkeuren daarin aan te geven is daarbij essentieel. Want hoe leg je een client uit dat hij of zij een duurzaam product kan hebben volgens de SFDR maar dat dat nog niet betekent dat het ‘echt’ duurzaam is (volgens de Taxonomiewetgeving)? En hoe vraagt u de client naar de voorkeur van een bepaald percentage van de investeringen dat is afgestemd op de EU Taxonomy als u eigenlijk nog niet goed weet of dat percentage wel haalbaar is met uw huidige producten? En wat betekent dat dan voor de productontwikkeling binnen de beleggingsonderneming?

 

Zoals reeds wordt geconcludeerd in het onderzoek waaraan hiervoor is gerefereerd, zijn er meerdere wegen die naar Rome leiden maar niet iedereen hoeft naar Rome en sommigen vinden Parijs al ver genoeg. Deze nieuwe duurzaamheidvoorkeuren zullen de geschiktheidstoets ingewikkelder maken en dan met name de vertaling van de uitkomsten van de geschiktheidstoets naar de producten van de onderneming.
Zij die wel naar Rome willen en de client op een goede manier meenemen in de nieuwe vereisten, zouden ook zomaar eens de duurzaamsten kunnen worden.

 

Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Miranda Haak - miranda.haak@4esgconsulting.nl

 

[1] Implementation of MiFID II investor protection provisions by private banks within the European Union, March 2022

[2] ESMA Guidelines on certain aspects of the MiFID II suitability requirements, September 2022

[3] SFDR kwalificeert als product onder andere: pensioenregelingen, individuele beleggingsportefeuilles en beleggingsinstellingen.